Luxemburg
14, boulevard Royal – L-2449 Luxembourg
 
Maandag tot vrijdag
08:30 u. tot 17.00 u.
 
Vlaanderen
Kortrijksesteenweg 218, 9830 Sint-Martens-Latem
Brussel
Terhulpsesteenweg 120, 1000 Brussel
 
Maandag tot vrijdag
08:30 u. tot 16:30 u.
Private banking

Hoe integreren wij ESG-criteria in onze discretionair beheerde portefeuilles?

Door op de verschillende beheertypen te klikken, kunt u zien op welke basis we ESG-factoren in onze portefeuilles integreren:


1. Inleiding en reikwijdte

De integratie van duurzaamheidsfactoren is niets nieuws bij Banque de Luxembourg. Sinds onze oprichting hebben we ons toegelegd op actief beheer en wij geloven in een verantwoorde benadering, gericht op de lange termijn, waarin het begrijpen en beheren van risico's van het allergrootste belang zijn. Op grond hiervan en om onze dienstverlening te blijven verbeteren, is het nodig dit beleid aan te passen.

Dit beleid is van toepassing op alle beheer- en adviesactiviteiten van de Private Banking-tak van Banque de Luxembourg met inbegrip van het bijkantoor in België van Banque de Luxembourg (doorgaans 'Banque de Luxembourg' genoemd).

In artikel 2 van de SFDR-verordening1wordt een duurzaamheidsrisico gedefinieerd als "een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch, sociaal of governancegebied ('ESG') die, indien zij zich voordoet, een werkelijk of mogelijk wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken."

De integratie en beoordeling van duurzaamheidsrisico's zijn volledig opgenomen in onze beleggingsstrategie en ons beleggingsproces, met name door de toepassing van ons uitsluitingsbeleid ten aanzien van bepaalde sectoren, de analyse van controverses, de naleving van internationale verdragen, de integratie van ESG-gegevens alsook middels ons engagementbeleid2.

Bij het ESG-onderzoek worden verschillende externe databronnen gebruikt. Met name de kwantitatieve, in het beleggingsproces gebruikte ESG-rating wordt gebaseerd op de ESG-ratings die op het platform MSCI ESG Manager worden gepubliceerd.


2. Governance

Het comité Maatschappelijk verantwoord beleggen ('MVB') van Private Banking Investments ('PBI') is binnen de Bank verantwoordelijk voor de integratie en bijstelling van duurzaamheidsrisico's en bestaat uit het voltallige team van Discretionair Beheer & Advisory, de Risk & Project manager en de afdelingshoofden van Private Banking Credit & Investments en Private Banking Investments. Bovendien verwelkomt het comité de coördinator Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ('MVO').

Het MVB-comité vergadert een keer per maand en heeft een discretionaire bevoegdheid voor het monitoren van controverses, voor het sectorbeleid en ieder ander ESG-onderwerp met betrekking tot beleggingen. Binnen het MVB-comité wordt ook besproken in hoeverre de modelportefeuilles aansluiten op de gegevensdekking en ratings die door de module MSCI ESG Manager3 worden aangeleverd.


3. Uitsluitingsbeleid

3.1. Sectorbeleid

De Bank buigt haar sectorbeleid geleidelijk om in overeenstemming met de beginselen die zijn bepaald door haar aandeelhouder, de groep 'Crédit Mutuel Alliance Fédérale'. Een van de belangrijkste verbintenissen in het sectorbeleid betreft dan ook het beperken van beleggingen in sectoren met grote ecologische of sociale risico's. Het gaat hier met name om:

– Bedrijven die actief zijn in de sector controversiële wapens, zoals antipersoonsmijnen, clustermunitie, munitie met verarmd uranium, munitie met witte fosfor en chemische en biologische wapens;
- Bedrijven die actief zijn in de sector elektriciteitscentrales op steelkool en die zijn opgenomen in de Global Coal Exit List, welke lijst jaarlijks wordt bijgewerkt door de ngo Urgewald4.

Deze lijst is niet uitputtend en kan in de toekomst worden uitgebreid.

3.2. Naleving van internationale verdragen

Het niet naleven van het Global Compact van de Verenigde Naties ('VN Global Compact') is eveneens een uitsluitingsreden. Dit is een initiatief van de Verenigde Naties dat beoogt alle bedrijven ter wereld aan te sporen zich maatschappelijk verantwoord op te stellen en zich in te zetten om meerdere beginselen met betrekking tot mensenrechten, internationale arbeids- en milieunormen en de bestrijding van corruptie in hun beleid op te nemen en te bevorderen.

Bedrijven die betrokken zijn bij een of meer controverses in verband met het niet naleven van de VN Global Compact worden van ons beleggingsuniversum uitgesloten5.


4. Analyse van controverses

Zowel de bedrijven die we op het oog hebben als de bedrijven uit de portefeuille worden voortdurend gemonitord om belangrijke ESG-gebeurtenissen te identificeren die het bedrijfsmodel van het bedrijf, zijn reputatie en dus mogelijk de beleggingsargumenten van de Bank zouden kunnen beïnvloeden. Zo ontvangt ons team via het platform MSCI ESG Manager dagelijks meldingen van alle belangrijke probleemsituaties waarbij de ondernemingen uit onze portefeuilles betrokken zijn.

Die worden in eerste instantie gefilterd op basis van de ernstgraad die MSCI aan elke probleemsituatie heeft toegekend (gering, matig, ernstig en zeer ernstig). Voor externe fondsen gebeurt de monitoring van probleemsituaties door de fondsbeheerder in overeenstemming met zijn beleggingsbeleid. Niettemin controleren wij deze controverses via het platform MSCI ESG Manager en beperken we de weging van zeer ernstige controverses tot 5% van de aangehouden fondsen.

Activa van bedrijven die betrokken zijn bij een 'zeer ernstige' probleemsituatie worden binnen drie maanden na hun statuswijziging uit het beleggingsuniversum van de Bank verwijderd. Zolang een actief bij een 'zeer ernstige' probleemsituatie betrokken blijft, kan het niet als belegging aan onze cliënten worden voorgesteld.

De aangehouden activa:

  • worden bij Discretionair beheer binnen de maximumtermijn van drie maanden verkocht. In sommige uitzonderlijke gevallen kan het betrokken actief, na een grondige analyse door de Bank en bevestiging door het MVB-comité, worden behouden.
  • bij Advies wordt de cliënt over de bestaande controverses ingelicht, zodat we de cliënt beter kunnen begeleiden bij de besluitvorming.

5. Beleggingsuniversum

De activa die deel uitmaken van ons aanbevolen beleggingsuniversum worden gerangschikt volgens hun duurzaamheidsscore. Daarbij streven we ernaar ons volledige universum te bestrijken6. We baseren ons daarvoor op een analyse van de externe gegevensaanbieder MSCI7.

Voor het vaststellen van de ESG-risico's van een bedrijf bepaalt MSCI de belangrijkste risico's van de sector waartoe het bedrijf behoort en vervolgens beoordeelt MSCI in hoeverre het bedrijf in staat is de verschillende vastgestelde ESG-risico's aan te pakken in vergelijking met haar directe concurrenten. Een bedrijf dat deze risico's dus goed aanpakt, krijgt een hogere score in zijn sector (de 'Best in class'-benadering). Deze niet-financiële benadering vergelijkt ondernemingen binnen hun eigen sector om te bepalen welke er het best in staat zijn om rekening te houden met de risico's en kansen op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Door ten aanzien van bepaalde sectoren een specifiek beleid in te voeren (zie paragraaf 3.1) en controverses te analyseren en te monitoren, kunnen we bovendien garanderen dat de beleggingen aan een aantal basisvereisten voldoen om in overeenstemming te zijn met de duurzaamheidscriteria die de Bank heeft opgesteld.

5.1. Afzonderlijke effecten

De selectie van afzonderlijke effecten is gebaseerd op de fundamentele benadering van de Bank en er wordt daarbij voor de beoordeling van risico's en kansen rekening gehouden met niet-financiële gegevens. De fundamentele analyse staat in ons beheer centraal, waardoor we de kracht van het concurrentievoordeel van het bedrijf kunnen vaststellen, meetbaar kunnen maken en het langetermijnpotentieel ervan kunnen beoordelen.

Deze analyse van de bedrijfsfundamentals is gebaseerd op de winstgevendheid in het verleden, de kwaliteit van de balans, de toewijzing van het kapitaal en de beslissingen van het bestuur in het verleden. Andere belangrijke stappen in het analyseproces zijn het bepalen van het vermogen om vrije kasstroom te genereren en een grondige analyse van de structurele groeiaanjagers van het bedrijf.

Wat het waarderingsmodel betreft, gebruiken we voor alle waarden in ons universum een gestandaardiseerd DDM-model (Dividend Discount Model), dat we regelmatig combineren met DCF's (Discounted Cash Flows) om de intrinsieke waarde van een bedrijf te kunnen bepalen. De berekening van deze intrinsieke waarde dient als een referentiepunt om te voorkomen dat we te veel betalen voor een bedrijf. Het dient ook als richtpunt voor onze koop- en verkoopdiscipline. Dit is een onderscheidende factor van onze benadering die ons meer inzicht geeft in de risico's van een belegging.

In onze modellen zijn bovendien de ESG-risico's en kansen opgenomen (op het niveau van de kapitaalkosten): een bedrijf met het ESG-profiel 'Leider' (zie onderstaand schema) heeft bijvoorbeeld een hogere intrinsieke waarde, terwijl een bedrijf dat op ESG-gebied 'onder het gemiddelde' scoort (zie onderstaand schema) een lagere intrinsieke waarde heeft. De integratie van ESG-gegevens gebeurt op basis van de ESG-ratings die zijn opgesteld door de gegevensaanbieder MSCI ESG Research8 (van AAA tot CCC), waarbij een A-rating als neutraal wordt beschouwd. Voor bedrijven met een A-rating heeft deze integratie dus geen gevolgen voor het waarderingsmodel.

MSCI Rating Aanpassing van de kapitaalkosten
AAA -0.30%
AA -0.15%
A +0.00%
BBB +0.15%
BB +0.30%
B +0.45%
CCC "+0.60%

De integratie van ESG-gegevens in het waarderingsproces, in de beleggingsbeslissingen en in de uiteindelijke allocatie in de portefeuilles is volledig in lijn met deze fundamentele benadering van het selecteren van effecten van kwaliteitsbedrijven, waarbij wordt uitgegaan van een ondernemersaanpak met langetermijnvisie. Door rekening te houden met niet-financiële gegevens, wordt het dus mogelijk om een nog scherper beeld te krijgen van alle risico's en kansen waarmee de bedrijven die we op het oog hebben worden geconfronteerd, zodat we beter geïnformeerde beleggingsbeslissingen kunnen nemen.

5.2. Externe beleggingsfondsen

Er wordt een grondige kwalitatieve analyse uitgevoerd om de kwaliteit van het beheersproces, en in het bijzonder de ESG-benadering van de beleggingsfondsen in ons beleggingsuniversum, te beoordelen. Als zodanig kunnen verschillende benaderingen worden gecombineerd:

- De 'best in class'-benadering die erop is gericht de bedrijven met de beste praktijken op het gebied van milieu, maatschappij en goud bestuur binnen hun sector of branche te selecteren;
- De benadering van ESG-integratie, waarbij hetzelfde belang wordt gehecht aan financiële als aan niet-financiële criteria;
- De thematische benadering, waarbij de focus ligt op een nauwkeurige doelstelling, bijvoorbeeld milieu, watermanagement of man-vrouwgelijkheid;
- Impactbeleggen, dat zich ten doel stelt om naast een financieel rendement ook een positieve ecologische of maatschappelijke impact te genereren. Impactbeleggen onderscheidt zich door zijn intentie en de meetbaarheid van de impact.

Behalve de kwalitatieve analyse van het fondsbeheerproces, tracht ons fondsselectieteam te bepalen of de beheermaatschappij zelf ook een doordacht duurzaam beleid voert. Daartoe hebben onze analisten een vragenlijst opgesteld om te beoordelen in hoeverre de geanalyseerde beheermaatschappij zich bewust is van de risico's en kansen in verband met duurzaamheidskwesties. Deze vragenlijst dient als referentiepunt om te bepalen hoe de beheermaatschappij zich verhoudt tot duurzaam beleggen, wat haar filosofie is en welke concrete maatregelen er zijn genomen.

Onze aanpak omvat ook een kwantitatieve component dat wil zeggen een component die gebaseerd is op een externe beoordeling van de verschillende vehikels. Hiervoor maken wij gebruik van de ESG-scores van MSCI, waarmee verschillende fondsen worden beoordeeld op basis van hun ESG-risico op een schaal van 1 tot 109.


6. Integratie van de belangrijkste ongunstige effecten

6.1. Gehanteerde methodologie

De SFDR-verordening verlangt van de Bank dat zij de belangrijkste ongunstige effecten van haar beleggingen vermeldt voor de producten die onder deze verordening vallen.

Met betrekking tot de belangrijkste ongunstige effecten heeft de toezichthouder de volgende 18 indicatoren vastgesteld, waarmee systematisch rekening wordt gehouden:

  1. Uitstoot van broeikasgassen
  2. CO2-voetafdruk
  3. Broeikasgasintensiteit van de bedrijven waarin wordt belegd
  4. Belang in bedrijven die actief zijn in de sector fossiele brandstoffen
  5. Aandeel in het verbruik en de productie van niet-hernieuwbare energie
  6. Intensiteit van het energieverbruik per sector met een hoge milieu-impact
  7. Activiteiten met een ongunstig effect op gebieden met een kwetsbare biodiversiteit
  8. Afvallozing in het water
  9. Ratio van gevaarlijk en radioactief afval
  10. Schendingen van de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties en de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de OESO
  11. Ontbreken van processen en controlemechanismen voor de naleving van de Global Compact van de Verenigde Naties en de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de OESO
  12. Niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen
  13. Genderdiversiteit in de raad van bestuur
  14. Intensiteit van broeikasgasuitstoot (voor staten)
  15. Maatschappelijke misstanden in landen waarin wordt belegd
  16. Belang via vastgoed in bedrijven die actief zijn in de sector fossiele brandstoffen
  17. Belang in vastgoed met een hoog energieverbruik

De Bank heeft per activaklasse en voor alle bovenstaande indicatoren een drempel vastgesteld waarmee zij bepaalt of een actief wel of niet voldoet aan de ambities van de Bank wat betreft de belangrijkste ongunstige effecten. Dit kan een vaste drempel zijn (bijvoorbeeld op basis van de aanbevelingen van de Europese Unie) of een variabele drempel op basis van het regionale gemiddelde van de indicatoren van vergelijkbare activa.

Wij hebben deze indicatoren in vier categorieën gegroepeerd die de volgende thema's bestrijken:

  1. klimaat en milieu (bv. uitstoot van broeikasgassen, belang in bedrijven die actief zijn in de sector fossiele brandstoffen, enz.);
  2. afvalproductie en gebruik van water (bv. ratio van gevaarlijk en radioactief afval e.d.);
  3. de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties (bv. schendingen van de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties en de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de OESO, enz.);
  4. sociale kwesties en werknemersrechten (bv. diversiteit in bestuursorganen).

Voor elk van deze categorieën moet een minimumaantal indicatoren de vastgelegde drempels halen voordat de belegging geacht wordt aan te sluiten op onze ambities met betrekking tot het beperken van ongunstige effecten op deze thema's. Op deze manier verzekeren we ons er enerzijds van dat we de ongunstige effecten van onze beleggingsbeslissingen beperken en adviseren we anderzijds beleggingen aan onze cliënten die passen bij hun duurzaamheidsvoorkeuren.

Wij nemen de belangrijkste ongunstige effecten in overweging in het kader van ons aanbod voor discretionair beheer en voor onze producten die ESG-kenmerken promoten (die conform de SFDR-verordening zijn ingedeeld als Artikel-8-fonds) of die duurzaam beleggen als doelstelling hebben (die conform de SFDR-verordening zijn ingedeeld als Artikel-9-fonds).

Voor elk mandaat wordt dus bepaald hoeveel beleggingen minimaal moeten voldoen aan deze categorieën. Deze benadering beoogt ervoor te zorgen dat de aangehouden posities beter presteren dan het gemiddelde van vergelijkbare activa en dat het ongunstige effect van de portefeuille op ESG-factoren beheersbaar is.

6.2. Due diligence

De Bank heeft een controlemechanisme ingevoerd om er zeker van te zijn dat de gebruikte gegevens om de belangrijkste ongunstige effecten in kaart te brengen van goede kwaliteit zijn. Er wordt daarom een strenge due diligence uitgevoerd met betrekking tot de bij beleggingsbeslissingen gebruikte gegevens.

Dit controlemechanisme omvat een analyse van de dekking van deze gegevens en een definitie van dekkingsdrempels die ministens moeten worden bereikt om rekening te kunnen houden met de belangrijkste ongunstige effecten bij de beleggingsbeslissingen van de Bank. Om de ecologische, sociale en risico's mbt goed bestuur(ESG) van een onderneming te beoordelen, bepaalt MSCI de belangrijkste risico's van de sector waartoe die behoort en wordt vervolgens nagegaan in hoeverre de onderneming in staat is de verschillende geïdentificeerde ESG-risico's te beheren in vergelijking met haar directe concurrenten.


7. Duurzaam beleggen

Volgens de SFDR-verordening moet een activum dat als een 'duurzame belegging' wordt omschreven, voldoen aan een combinatie van drie criteria:

  1. Bijdragen aan een
    • ecologische doelstelling, bijvoorbeeld gemeten aan de hand van belangrijke indicatoren voor efficiënt gebruik van hulpbronnen zoals energieverbruik, gebruik van hernieuwbare energiebronnen, van grondstoffen, van water en van grond, voor afvalproductie en broeikasgasuitstoot of voor gevolgen voor de biodiversiteit of de circulaire economie, of:
    • sociale doelstelling in het bijzonder een belegging die bijdraagt aan de bestrijding van ongelijkheid of die sociale cohesie, sociale integratie en goede arbeidsrelaties bevordert of een belegging in het menselijk kapitaal of in maatschappelijk of economisch kansarme gemeenschappen.
  2. geen ernstige afbreuk doen aan een van deze doelstellingen (DNSH-beginsel of 'Do Not Significantly Harm').
  3. goede bestuurspraktijken hanteren, in het bijzonder goede managementstructuren, betrekkingen met werknemers, beloning van kundige werknemers en naleving van de belastingwetgeving.

Deze criteria staan aan de basis van een kwantitatieve test die de Bank voor elke activum uitvoert. Voor bepaalde beleggingen kan bijkomend een handmatige en kwalitatieve benadering worden toegepast om bepaalde resultaten te valideren.

De volgende methode is ontwikkeld om te bepalen of een activum kan worden beschouwd als een 'duurzame belegging':

De Bank kwalificeert een activum als duurzaam indien het aandeel van de omzet dat aan een van deze vier thema's heeft bijgedragen hoger is dan of gelijk is aan 20%.

  1. De positieve bijdrage aan een ecologische en/of sociale doelstelling wordt gemeten via het percentage van de omzet dat op de Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (SDG's) is afgestemd. Dit percentage wordt aangeleverd door het platform MSCI ESG Manager en wordt in vier hoofdthema's opgesplitst:
  2. In het kader van een test op DNSH-criteria wordt rekening gehouden met aanvullende gegevens (als 'ernstig' of 'zeer ernstig' geclassificeerde controverses, bedrijfsactiviteiten in bepaalde sectoren zoals controversiële wapens, tabak en steenkool). Een activum met een te lage dekkingsgraad van gegevens (bijvoorbeeld bij beleggingsfondsen waarvan de onderliggende effecten niet door MSCI zijn beoordeeld) kan niet als een 'duurzame belegging' worden beschouwd.
  3. Het gebruik van MSCI-gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van praktijken voor goed bestuur komt met name tot uitdrukking door activa uit te sluiten met een ESG-rating van MSCI die gelijk is aan CCC en B. De ESG-ratings van MSCI zijn ontwikkeld om te meten in hoeverre een bedrijf de ESG-risico's en -kansen kan beheren die aan de bedrijfsactiviteiten en bedrijfsvoering zijn gekoppeld. Zij schetsen een globaal beeld van het vermogen van ondernemingen om hun middelen op duurzame wijze te beheren, inclusief hun menselijk kapitaal, om de operationele integriteit te waarborgen op basis van solide managementpraktijken en om de geldende normen, ook op belastinggebied, na te leven. Een ESG-rating van MSCI van BB of hoger geeft aan dat een onderneming in staat is om haar middelen te beheren, de voornaamste risico's te temperen en kansen te benutten, en aan de basisverwachtingen op het gebied van ondernemingsbestuur te voldoen. Door de ESG-ratings van MSCI als basismaatstaf voor 'goed bestuur' te gebruiken, komen alle vier de aspecten van praktijken op het gebied van goed bestuur aan bod.

De definitie van wat een duurzaam actief is, kan variëren naargelang de betrokken partijen, de aard van hun activiteiten, hun methodologische keuzes of de gebruikte gegevensbronnen. Door voor een afstemming op de SDG's te kiezen, volgt de Bank bewust een voorzichtige benadering, waardoor het percentage duurzame instrumenten in een portefeuille laag kan uitvallen. Deze percentages duurzame activa kunnen terughoudend lijken, maar getuigen van een voorzichtige methodologische benadering die in een later stadium kan worden bijgestuurd.


8. Europese taxonomie

Vanaf 1 januari 2023 moeten we over onze producten die ESG-kenmerken promoten (die conform de SFDR-verordening zijn ingedeeld als Artikel 8) conform de verordening betreffende de Europese taxonomie voor een duurzame financiële sector aanvullende informatie verstrekken over deze kenmerken, alsook de mate waarin wordt belegd in ecologisch duurzame economische activiteiten krachtens Artikel 3 van de Taxonomieverordening.

De afstemming op de taxonomie van de beleggingen van onze producten wordt berekend volgens de methodologie van MSCI, waarmee bedrijven kunnen worden geïdentificeerd die hun omzet halen uit in aanmerking komende bedrijfsactiviteiten of die 'mogelijk afgestemd' zijn op de Europese taxonomie voor een duurzame financiële sector. MSCI verstrekt voor de desbetreffende bedrijven geschatte percentages voor het deel van de omzet dat aan ecologisch duurzame economische activiteiten is gekoppeld. Hoewel de Bank op deze wijze veel aandacht besteedt aan de afstemming van haar producten op de taxonomie, beschouwt de Bank dit gegeven niet als bepalend tijdens het beoordelingsproces van de beleggingskansen omdat het aantal op de taxonomie afgestemde beleggingen op de markt zeer beperkt is.


9. Ons aanbod van vermogensbeheer

9.1. Discretionair beheer met BL-Multifondsen

Onze beheersfilosofie berust op vijf principes:

  1. We zijn gericht op de lange termijn en op het langdurig aanhouden van activa om te profiteren van een stijging van de waardering ervan.
  2. De beleggingsstrategie wordt in Luxemburg ontwikkeld door onze teams, die volledig onafhankelijk zijn.
  3. Wij zijn voorstander van een actief beheer dat ons in staat stelt om systematisch aantrekkelijke kansen op de financiële markten te identificeren.
  4. Wij selecteren uitsluitend kwaliteitsbedrijven (bedrijven met onder andere een tastbaar concurrentievoordeel en met een hoge winstgevendheid en een hoog cashflowoverschot);
  5. Wij schenken veel aandacht aan het waarderingsniveau.

De portefeuille wordt samengesteld op basis van een strategische allocatie voor de lange termijn, die het referentiekader vormt voor de beleggingen, die gespreid worden over de belangrijkste beleggingscategorieën, regio's en sectoren. Door de zwakke correlatie van die beleggingscategorieën kunnen wij de portefeuille voldoende diversifiëren en het risico beheersen.

Het mandaat voor BL-Multifonds belegt hoofdzakelijk in door BLI beheerde fondsen en is ingedeeld als Artikel-8-fonds conform de SFDR-verordening. Dit betekent dat het, naast andere kenmerken, ecologische of sociale kenmerken promoot of een combinatie van deze kenmerken promoot, voor zover de bedrijven waarin wordt belegd goede bestuurspraktijken hanteren.

9.1.1. Selectie van bedrijven voor de aandelenfondsen

Om bedrijven op te sporen die op lange termijn een hoge rentabiliteit in stand kunnen houden, kiezen wij resoluut voor een ondernemersaanpak. Deze langetermijnbenadering vormt een aanvulling op onze ESG-benadering en is erop gericht de verschillende aspecten van een bedrijf te begrijpen alvorens erin te beleggen, zodat we alle gerelateerde risico's kunnen inschatten.

Het beleggingsuniversum bevat bedrijven met transparante activiteiten en een duidelijk businessmodel.

Het ESG-beleggingsbeleid van de Bank en BLI voor het aandelenbeheer is gebaseerd op verschillende afzonderlijke, maar onderling verbonden pijlers. Behalve het sectorbeleid en de onderstaande gedetailleerde analyse van het beleggingsuniversum heeft BLI ook een beleid van actief aandeelhouderschap ingevoerd.

Als onderdeel van zijn ESG-beleggingsbeleid en zijn stembeleid neemt BLI deel aan het duurzame ('sustainable') stembeleid van Institutional Shareholder Services Inc. (ISS). Dit duurzaamheidsbeleid is bedoeld om op standaarden gebaseerde aandeelhoudersresoluties te ondersteunen die de aandeelhouders- en stakeholderwaarde op lange termijn versterken en tegelijkertijd de belangen van het bedrijf afstemmen op die van de samenleving als geheel.

BLI is ook actief middels engagementinspanningen door te proberen de transparantie van informatie over ESG-aspecten bij bedrijven te verbeteren, hun gedrag te veranderen door hen aan te moedigen hun praktijken aan te passen aan of af te stemmen op internationaal erkende standaarden.

9.1.1.1. Monitoring van controverses

Zowel de bedrijven die we op het oog hebben als de bedrijven uit de portefeuille worden voortdurend gemonitord om belangrijke ESG-gebeurtenissen te identificeren die het bedrijfsmodel van het bedrijf, zijn reputatie en dus mogelijk de beleggingsargumenten van BLI zouden kunnen beïnvloeden. Het MVB-comité van BLI ontvangt daarom dagelijks via het platform MSCI ESG Manager meldingen over belangrijke controverses waarbij de bedrijven uit onze portefeuilles betrokken zijn.

Die worden in eerste instantie gefilterd op basis van de ernstgraad die MSCI aan elke probleemsituatie heeft toegekend (gering, matig, ernstig en zeer ernstig). De activa van bedrijven die betrokken zijn bij een als 'zeer ernstig' geclassificeerde controverse moeten binnen drie maanden na de statuswijziging uit het beleggingsuniversum van BLI worden verwijderd10.

Bedrijven die betrokken zijn bij een als 'ernstig' geclassificeerde controverse worden grondig geanalyseerd aan de hand van uiteenlopende informatiebronnen: intern onderzoek, externe onderzoeksbureaus, de media, informatie van het bedrijf (met name het MVO-verslag), enz.

Deze intern ontwikkelde analyse wordt uitgevoerd door het MVB-comité en op basis daarvan wordt een standpunt ingenomen over de wezenlijk weerslag van de controverse op het economisch model op lange termijn van het bedrijf en op de beleggingsargumenten van BLI. Deze analyse dient ook als vertrekpunt om engagementmogelijkheden te identificeren, zodat wij onze inspanningen kunnen richten op de kansen die veel potentieel voor verandering bieden.

Nieuwe controverses worden geanalyseerd wanneer deze zich voordoen. In ieder geval wordt de analyse tweemaal per jaar opnieuw beoordeeld om nieuwe relevante informatie in de evaluatie te kunnen verwerken.
De beheerders van aandelenportefeuilles van BLI ontvangen regelmatig updates over de ontwikkelingen rond controverses waarbij bedrijven uit hun beleggingsuniversum betrokken zijn. Deze updates worden in het kader van het stembeleid gebruikt en zorgen er verder voor dat er rekening wordt gehouden met deze niet-financiële gegevens in het besluitvormingsproces.

9.1.2. Selectie van emittenten voor de obligatiefondsen

Ons obligatiebeheer is toegespitst op obligaties van kwaliteitsemittenten. De samenstelling van de portefeuille hangt af van meerdere criteria, zoals:

- de beoordeling van de macro-economische context;
- de kwaliteit van de fundamentals van de betrokken staten (solvabiliteit);
- de rentegevoeligheid van de portefeuille.

In haar obligatiebeheer hanteert BLI twee hoofdbenaderingen. Deze worden zowel apart als in gecombineerde vorm toegepast, naargelang het betreffende fonds:

- ESG-optimalisatie: rekening houden met ESG-criteria en niet-financiële elementen in het analyseproces en bij de selectie van individuele emittenten. De doelstelling is in ieder segment, bij staats- en bedrijfsobligaties, een gemiddelde ESG-score te halen die hoger is dan die van een representatieve index van dat universum;
- Impactbeleggingen: beleggingen die tot doel hebben om naast het financiële rendement ook een positieve maatschappelijke en/of ecologische impact te genereren. Er zijn verschillende soorten instrumenten met verschillende kenmerken beschikbaar:

→ Liquide strategieën Hoofdzakelijk groene obligaties;
→ Alternatieve strategieën: microfinanciering, projectfinanciering, huisvesting, enz.

9.1.2.1. Selectie van overheidsemittenten:

Op basis van openbaar beschikbare gegevens beoordeelt het beheersteam van de obligatiefondsen van BLI het ESG-profiel van de verschillende overheidsemittenten en kent het een fundamentele ESG-score toe op een schaal van 0 tot 10. Deze openbare gegevens zijn afkomstig van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, de Internationale arbeidsorganisatie, het observatorium van de Wereldgezondheidsorganisatie, enz.

Gezien het feit dat deze gegevens twee tot tien jaar oud kunnen zijn en niet regelmatig worden bijgewerkt, heeft BLI een bedrijfseigen methodologie ontwikkeld om een momentumscore te berekenen die de ESG-dynamiek weergeeft waarin de geanalyseerde landen zich bevinden. Deze methode maakt gebruik van kunstmatige intelligentie (AI) en taalverwerkingstechnologieën om de informatiestroom (nieuws, artikelen enz.) te filteren.

Er wordt per ESG-factor voor ieder land een score berekend en deze scores worden vervolgens gecombineerd om een algemene ESG-momentumscore te krijgen (-2 tot +2). Aan de hand van deze momentumscore wordt de fundamentele ESG-score naar beneden of naar boven bijgesteld.

Het obligatiebeheersteam beoordeelt regelmatig de impact van de portefeuilles op de SDG's van de VN.

9.1.2.2. Selectie van particuliere emittenten

Net als in het aandelengedeelte is de ESG-analyse van particuliere emittenten gebaseerd op de door MSCI ontwikkelde ESG-scores. Bij de kredietanalyse wordt extra aandacht besteed aan eventuele grote controverses (rood volgens de MSCI-classificatie) die mogelijk gevolgen hebben voor de geanalyseerde emittenten en aan de naleving door het bedrijf van de beginselen van het Global Compact van de VN.

Om kwaliteitsemittenten te kunnen identificeren, wordt bij de kredietanalyse de rating op basis van financiële gegevens vergeleken met de ESG-rating. Als meerdere emittenten vergelijkbare fundamentals en een vergelijkbaar rendement hebben, zal het beheersteam de voorkeur geven aan emittenten met een hogere ESG-rating.

9.1.2.3. Impactbeleggingen

Wat groene obligaties betreft, wordt er bij de selectie zorg gedragen dat emissies met een lagere rating dan BB+ en met een kleiner bedrag dan 300 miljoen dollar worden uitgesloten. Vervolgens wordt een fundamentele analyse uitgevoerd, zowel op financieel als op duurzaamheidsgebied. Het doel is ervoor te zorgen dat de emissies daadwerkelijk gericht zijn op milieu- en/of maatschappelijke projecten.

Voor microfinancieringsbeleggingen vertrouwt BLI op gespecialiseerde externe adviseurs die, rekening houdend met de belangrijkste beleggingscriteria (minimum uitgiftebedrag, rating, type project, regio, enz.), bepaalde emissies aanbevelen en ervoor zorgen dat de geselecteerde beleggingen permanent worden gemonitord.

9.1.3. ESG-benadering op portefeuilleniveau

Naast de ESG-benadering binnen elk fonds (met uitzondering van dakfondsen) in de beheerde portefeuille, wordt ook een kwantitatieve benadering gehanteerd op portefeuilleniveau. We baseren ons daarbij op de scores van MSCI ESG Manager (tussen 0 en 10).

Wij streven ernaar dat voor minimaal 75% van de activa (exclusief contanten en goud) gegevens van MSCI ESG Manager beschikbaar moeten zijn om een representatieve portefeuille te hebben. Bovendien moet minimaal 50% van de activa 'duurzaam' zijn, dat wil zeggen met een minimumrating van BBB op de ratingschaal van MSCI ESG Manager. Het aandeel (van 50%) wordt vastgesteld na uitsluiting van de niet-relevante activa (contanten en goud).

Anderzijds streven we op korte termijn naar een minimumaandeel van 5% in duurzame activa, dat wordt bepaald voor het deel van de belegde portefeuille waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Onze doelstelling is dat de gemiddelde rating van de portefeuille groter is dan of gelijk is aan A, waarbij we controleren dat de ESG-positionering gemiddeld of bovengemiddeld is. Deze gemiddelde notering is de gewogen som van alle MSCI ESG-scores van de verschillende beleggingen, die vervolgens wordt omgezet in een rating tussen AAA en CCC, volgens de schaal van MSCI ESG Manager.

Onder het gemiddelde: een bedrijf dat achterblijft in zijn sector vanwege zijn hoge blootstelling aan ESG-risico's en zijn onvermogen om omvangrijke ESG-risico's te beheren.
Gemiddeld: een bedrijf met een gemengd of gewoon trackrecord wat betreft het beheer van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen in vergelijking met zijn sectorgenoten.
Leider: een bedrijf dat vooroploopt in zijn sector als het gaat om het beheren van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen.

9.2. Beheersmandaat voor externe fondsen

Bij dit beheer is de doelstelling van het mandaat op de eerste plaats opportunisme. Hierbij wordt toegang gegeven tot een breed gamma aan fondsen en externe beheerders met beheerstijlen die complementair aan onze stijl zijn. De selectie van beleggingsproducten wordt in paragraaf 5.2. van dit document beschreven.

Dit type mandaat wordt beschouwd als Artikel 8 conform de SFDR-verordening. Dat betekent dat het, naast andere kenmerken, ecologische of sociale kenmerken promoot of een combinatie van deze kenmerken promoot, voor zover de bedrijven waarin wordt belegd goede bestuurspraktijken hanteren.

Er wordt ook een kwantitatieve benadering gehanteerd op portefeuilleniveau. We baseren ons daarbij op de scores van MSCI ESG Manager (tussen 0 en 10).

Wij streven ernaar dat voor minimaal 75% van de activa (exclusief contanten en goud) gegevens van MSCI ESG Manager beschikbaar moeten zijn om een representatieve portefeuille te hebben. Bovendien moet minimaal 50% van de activa 'duurzaam' zijn, dat wil zeggen, met een minimumrating van BBB op de ratingschaal van MSCI ESG Manager. Het aandeel (van 50%) wordt vastgesteld na uitsluiting van de niet-relevante activa (contanten en goud).

Anderzijds streven we op korte termijn naar een minimumaandeel van 5% in duurzame activa, dat wordt bepaald voor het deel van de belegde portefeuille waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Onze doelstelling is dat de gemiddelde rating van de portefeuille groter is dan of gelijk is aan A, waarbij we controleren dat de ESG-positionering bovengemiddeld is. Deze gemiddelde notering is de gewogen som van alle MSCI ESG-scores van de verschillende fondsen, die vervolgens wordt omgezet in een rating tussen AAA en CCC, volgens de schaal van MSCI ESG Manager.

Onder het gemiddelde: een bedrijf dat achterblijft in zijn sector vanwege zijn hoge blootstelling aan ESG-risico's en zijn onvermogen om omvangrijke ESG-risico's te beheren.
Gemiddeld: een bedrijf met een gemengd of gewoon trackrecord wat betreft het beheer van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen in vergelijking met zijn sectorgenoten.
Leider: een bedrijf dat vooroploopt in zijn sector als het gaat om het beheren van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen.

9.3. Beheersmandaat voor SRI-fondsen

9.3.1. Selectie van beleggingsproducten

Discretionair beheerde beleggingen in maatschappelijk verantwoorde fondsen (SRI-fondsen) zijn gericht op trackers en fondsen die ESG-beleggingsstrategieën integreren. De selectie van beleggingsproducten wordt in paragraaf 4.2. van dit document beschreven.

Dit type mandaat wordt ingedeeld als Artikel 8 conform de SFDR-verordening (Verordening EU 2019/2088). Dat betekent dat het, naast andere kenmerken, ecologische of sociale kenmerken promoot of een combinatie van deze kenmerken promoot, voor zover de bedrijven waarin wordt belegd goede bestuurspraktijken hanteren.

9.3.2. ESG-benadering op portefeuilleniveau

Naast de ESG-benadering binnen elk fonds van de beheerde portefeuille, wordt ook een kwantitatieve benadering gehanteerd op portefeuilleniveau. We baseren ons daarbij op de scores van MSCI ESG Manager (tussen 0 en 10).

Wij streven ernaar dat voor minimaal 90% van de activa (exclusief contanten en goud) gegevens van MSCI ESG Manager beschikbaar moeten zijn om een representatieve portefeuille te hebben. Bovendien moet minimaal 75% van de activa 'duurzaam' zijn, dat wil zeggen, met een minimumrating van BBB op de ratingschaal van MSCI ESG Manager, waarbij het aandeel (van 75%) wordt vastgesteld na uitsluiting van de niet-relevante activa (contanten en goud).

Bovendien kunnen er geen activa met een score van CCC in het mandaat worden aangehouden.

Anderzijds streven we naar een minimumaandeel van 20% in duurzame beleggingen, dat wordt bepaald voor het deel van de belegde portefeuille waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Verder is het onze doelstelling dat de gemiddelde rating van de portefeuille groter is dan of gelijk is aan AA, waarbij we controleren dat de ESG-positionering bovengemiddeld is. Deze gemiddelde notering is de gewogen som van alle MSCI ESG-scores van de verschillende fondsen, die vervolgens wordt omgezet in een rating tussen AAA en CCC, volgens de schaal van MSCI ESG Manager.

Onder het gemiddelde: een bedrijf dat achterblijft in zijn sector vanwege zijn hoge blootstelling aan ESG-risico's en zijn onvermogen om omvangrijke ESG-risico's te beheren.
Gemiddeld: een bedrijf met een gemengd of gewoon trackrecord wat betreft het beheer van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen in vergelijking met zijn sectorgenoten.
Leider: een bedrijf dat vooroploopt in zijn sector als het gaat om het beheren van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen.

9.4. Beheer met directe beleggingen

Het beheersmandaat voor directe beleggingen is gebaseerd op twee fundamentele principes:

- Om bedrijven op te sporen die op lange termijn een hoge rentabiliteit in stand kunnen houden, kiezen wij resoluut voor een ondernemersaanpak. Deze langetermijnbenadering is erop gericht de verschillende aspecten van een bedrijf te begrijpen alvorens erin te beleggen – om alle gerelateerde risico's te meten – en vormt een uitstekende aanvulling op een ESG-benadering.
- Het beleggingsuniversum bevat bedrijven met transparante activiteiten en een duidelijk businessmodel. De methode voor aandelenselectie is ook gebaseerd op de waarderingen, aangezien de betaalde prijs meer dan alle andere factoren bepalend is voor het toekomstige rendement van een belegging.

  1. Diversificatie (activaklassen, sectoren en regio's): De portefeuillesamenstelling is gericht op een combinatie van activaklassen zonder correlatie, zodat het totale risico van de portefeuille kleiner is dan de som van alle risico's van de verschillende activa (of instrumenten) waaruit deze is samengesteld. Dit resulteert in een minimaal risico per rendementseenheid of een maximaal rendement per risico-eenheid. Daarnaast ligt de focus op het relatieve waarderingsniveau van de verschillende activaklassen.
  2. De selectie van kwaliteitseffecten:

Dit type mandaat wordt ingedeeld als Artikel 8 conform de SFDR-verordening. Dat betekent dat het, naast andere kenmerken, ecologische of sociale kenmerken promoot of een combinatie van deze kenmerken promoot, voor zover de bedrijven waarin wordt belegd goede bestuurspraktijken hanteren.

9.4.1. Aandelen

Het ESG-beleggingsbeleid voor het aandelengedeelte is gebaseerd op verschillende afzonderlijke, maar onderling verbonden pijlers. Naast het sectorbeleid en de monitoring van controverses integreert de fundamentele analyse ESG-risico's en -kansen in het waarderingsmodel door een discount toe te passen: een bedrijf met het ESG-profiel 'Leider' (zie het schema in paragraaf 5.1) heeft bijvoorbeeld een hogere intrinsieke waarde, terwijl een bedrijf dat op ESG-gebied 'onder het gemiddelde' scoort (zie het schema in paragraaf 5.1) een lagere intrinsieke waarde heeft. De integratie van ESG-gegevens gebeurt op basis van de ESG-ratings die zijn opgesteld door de gegevensaanbieder MSCI ESG Research (van AAA tot CCC), waarbij een A-rating als neutraal wordt beschouwd. Voor bedrijven met een A-rating heeft deze integratie dus geen gevolgen voor het waarderingsmodel.

De integratie van ESG-gegevens in het waarderingsproces, in de beleggingsbeslissingen en in de uiteindelijke allocatie in de portefeuilles is in lijn met deze fundamentele benadering bij het selecteren van effecten van kwaliteitsbedrijven. Door rekening te houden met niet-financiële gegevens krijgen we een helder beeld van alle risico's en kansen waarmee de bedrijven die we op het oog hebben, worden geconfronteerd, en kunnen we beleggingsbeslissingen nemen die zijn afgestemd op de duurzaamheidsambities van de Bank.

9.4.2. Obligaties

De ESG-criteria worden ook meegewogen in het analyseproces en bij de selectie van individuele emittenten. Net als in het aandelengedeelte is de ESG-analyse van particuliere emittenten gebaseerd op de door MSCI ontwikkelde ESG-scores.

Om kwaliteitsemittenten te kunnen identificeren, wordt bij de kredietanalyse de rating op basis van financiële gegevens vergeleken met de ESG-rating. Als meerdere emittenten vergelijkbare fundamentals en een vergelijkbaar rendement hebben, zal het beheersteam de voorkeur geven aan emittenten met een hogere ESG-rating.

9.4.3. ESG-benadering op portefeuilleniveau

Naast de ESG-benadering voor elk instrument/elke activa in de beheerde portefeuille, wordt ook een kwantitatieve benadering gehanteerd op portefeuilleniveau. We baseren ons daarbij op de scores van MSCI ESG Manager (tussen 0 en 10).

Wij streven ernaar dat voor minimaal 75% van de activa (exclusief contanten en goud) gegevens van MSCI ESG Manager beschikbaar moeten zijn om een representatieve portefeuille te hebben.

Wij streven er ook naar dat minimaal 50% van de activa 'duurzaam' moet zijn, dat wil zeggen, met een minimumrating van BBB op de ratingschaal van MSCI ESG Manager, waarbij het aandeel (van 50%) wordt vastgesteld na uitsluiting van de niet-relevante activa (contanten en goud).

Anderzijds streven we op korte termijn naar een minimumaandeel van 5% in duurzame activa, dat wordt bepaald voor het deel van de belegde portefeuille waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn.

Onze doelstelling is dat de gemiddelde rating van de portefeuille groter is dan of gelijk is aan A, waarbij we controleren dat de ESG-positionering gemiddeld of bovengemiddeld is. Deze gemiddelde notering is de gewogen som van alle MSCI ESG-scores van de verschillende activa, die vervolgens wordt omgezet in een rating tussen AAA en CCC, volgens de schaal van MSCI ESG Manager.

Onder het gemiddelde: een bedrijf dat achterblijft in zijn sector vanwege zijn hoge blootstelling aan ESG-risico's en zijn onvermogen om omvangrijke ESG-risico's te beheren.
Gemiddeld: een bedrijf met een gemengd of gewoon trackrecord wat betreft het beheer van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen in vergelijking met zijn sectorgenoten.
Leider: een bedrijf dat vooroploopt in zijn sector als het gaat om het beheren van de belangrijkste ESG-risico's en -kansen.

9.5. Beheer met vermogensbeheerfonds BL-Global

Naast het hierboven beschreven beleid voor mandaten voor BL-Multifondsen, wordt er de voorkeur gegeven aan een 'Best in class'-benadering bij beleggingen in effecten uit de goudsector. Zo zorgen we ervoor dat de ESG-prestaties een niveau bereiken dat impliceert dat de betrokken bedrijven een positieve en progressieve benadering van duurzaamheidsvraagstukken hanteren en bepaalde normen op dit gebied moeten naleven. In de praktijk moet een bedrijf aan minstens de volgende twee criteria voldoen om in onze portefeuilles te worden opgenomen:

  1. Naleving van het Global Compact van de VN: bedrijven moeten een door MSCI uitgevoerde conformiteitscontrole met betrekking tot het Global Compact van de VN met succes doorstaan. BLI gaat de dialoog aan met de bedrijven op de lijst met kandidaat-beleggingen en de resultaten van deze dialoog moeten worden gepubliceerd en moeten bevredigend zijn:
  2. Alleen bedrijven met een ESG-rating van MSCI van minimaal BBB komen in aanmerking voor belegging.

Dit type mandaat wordt ingedeeld als Artikel 8 in de zin van de SFDR-verordening. Dat betekent dat het, naast andere kenmerken, ecologische of sociale kenmerken promoot of een combinatie van deze kenmerken promoot, voor zover de bedrijven waarin wordt belegd goede bestuurspraktijken hanteren.

9.6. Discretionair beheer op maat

Bij een beheersmandaat op maat worden de beleggingen gedaan overeenkomstig de met de cliënt overeengekomen beleggingsstrategie. Zowel de beheersdoelstellingen als het risiconiveau zijn afhankelijk van het vastgelegde beleggersprofiel en in voorkomende gevallen wordt dit profiel ook aangevuld met de door de cliënt aangegeven duurzaamheidsvoorkeuren. Hiermee kunnen de beleggingen worden aangepast aan de kennis en ervaring van de cliënt, zijn financiële situatie, zijn beleggingsdoelstellingen en zijn duurzaamheidsvoorkeuren. Hiervoor kunnen beheerders een beroep doen op het universum van aanbevolen beleggingsvehikels.

Dit type mandaat wordt ingedeeld als Artikel 6 conform de SFDR-verordening.

9.7. Adviesbeheer

Het beleggingsadvies is in grote lijnen gebaseerd op ons universum van beleggingsvehikels. Deze vehikels worden geleidelijk gerangschikt volgens hun duurzaamheidsscore. Daarbij streven we ernaar ons volledige universum te bestrijken, zodat we aanbevelingen kunnen doen waarin ESG-risico's zijn verwerkt.

De selectie van afzonderlijke effecten in het bijzonder is gebaseerd op de fundamentele benadering van de Bank en er wordt daarbij voor de beoordeling van risico's en kansen rekening gehouden met niet-financiële gegevens. Daar komt nog bij dat waarden waarop een uitsluitingsbeleid van toepassing is of die betrokken zijn bij een als 'zeer ernstig' geclassificeerde controverse (volgens de classificatie van MSCI ESG Manager) door de Bank worden uitgesloten van het universum van aanbevolen producten.

Krachtens de verordening tot integratie van ESG-gegevens in MiFID II11 wordt het beleggersprofiel van de cliënt aangevuld met de opgegeven duurzaamheidsvoorkeuren; dit profiel wordt bepaald op basis van de beheersdoelstellingen en het risiconiveau. Op basis van deze gegevens geven wij de cliënt advies in overeenstemming met zijn beleggersprofiel en ESG-voorkeuren.

De overeenstemming met ESG-voorkeuren in het kader van adviesverlening wordt bepaald op basis van:
- de impact van voorgenomen transacties op de algemene MSCI-score van de belegde portefeuille van de cliënt,
- het aandeel in de portefeuille van activa die als 'verantwoord' worden beschouwd en van activa die als duurzaam worden beschouwd, en ten slotte,
- het eerbiedigen van de eventueel door de cliënt aangegeven voorkeuren op het gebied van belangrijke ongunstige effecten.

Indien de transacties niet als passend wordt beschouwd in verband met het beleggersprofiel of de ESG-voorkeuren van de cliënt, brengt de Bank de cliënt hiervan op de hoogte.

Indien de ongeschiktheid enkel berust op de door de cliënt aangegeven ESG-voorkeuren, kunnen deze transacties alsnog worden verricht op verzoek van de cliënt en onder zijn volledige verantwoordelijkheid.


Bijlage: Woordenlijst

 

Controverses: belangrijke ESG-gebeurtenissen die het bedrijfsmodel van het bedrijf, haar reputatie en dus mogelijk onze beleggingsargumenten zouden kunnen beïnvloeden.

Engagement: een actieve langetermijndialoog tussen beleggers en bedrijven over de ESG-criteria.

Uitsluiting: bij uitsluiting is het verboden te beleggen in de effecten van een bedrijf vanwege bepaalde bedrijfsactiviteiten die onethisch worden geacht, die nadelig zijn voor het bedrijf of die in strijd zijn met de wet- en regelgeving.

Duurzaamheidsfactoren of ESG-criteria: ecologische, sociale en werkgelegenheidszaken, eerbiediging van de mensenrechten en bestrijding van corruptie en van omkoping.

Artikel-6-beleggingsfonds conform de SFDR-verordening: beleggingsfonds dat niet in het bijzonder ecologische en/of sociale kenmerken promoot.

Artikel 8-beleggingsfonds conform de SFDR-verordening: beleggingsfonds dat, naast andere kenmerken, ecologische of sociale kenmerken promoot of een combinatie van deze kenmerken promoot, voor zover de bedrijven waarin wordt belegd goede bestuurspraktijken hanteren.

Governance (of goed bestuur): alle regels, praktijken en procedures waarmee een bedrijf wordt bestuurd en waarvan het bestuur onder toezicht staat.

Integratie van ESG-gegevens: Het structureel integreren van gegevens over ESG-criteria in het besluitvormingsproces.

Impactbeleggingen: duurzame beleggingen met als hoofddoel een positief en tastbaar effect op de maatschappij of het milieu. Deze sociale of ecologische impact wordt geëist en heeft even veel belang als het financiële rendement. Hierbij wordt een transparante methodologie gebruikt, waarmee de belegger het aangekondigde gunstige effect zelf kan meten en beoordelen.

Duurzame belegging: een belegging in een bedrijfsactiviteit die bijdraagt aan een ecologische doelstelling, bijvoorbeeld gemeten aan de hand van belangrijke indicatoren voor efficiënt gebruik van hulpmiddelen zoals energieverbruik, gebruik van hernieuwbare energiebronnen, van grondstoffen, van water en van grond, voor afvalproductie en broeikasgasuitstoot of voor gevolgen voor de biodiversiteit of de circulaire economie. Het kan ook een belegging zijn in een bedrijfsactiviteit die bijdraagt aan een sociale doelstelling, in het bijzonder een belegging die bijdraagt aan de bestrijding van ongelijkheid of die sociale cohesie, sociale integratie en goede arbeidsrelaties bevordert of een belegging in het menselijk kapitaal of in maatschappelijk of economisch kansarme gemeenschappen, voor zover deze beleggingen geen ernstige afbreuk doen aan een van deze doelstellingen en voor zover de bedrijven waarin wordt belegd goede bestuurspraktijken hanteren, in het bijzonder goede managementstructuren, betrekkingen met werknemers, beloning van kundige werknemers en naleving van de belastingwetgeving.

Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB): de Bank beschouwt een belegging verantwoord als deze niet alleen rekening houdt met traditionele financiële criteria, maar ook met niet-financiële aspecten zoals milieu, maatschappij en goed bestuur ('ESG').

Dergelijke beleggingen streven er dus naar om rendement (de financiële prestaties) in overeenstemming te brengen met duurzame ontwikkeling (zie definitie hierna), waarbij goede praktijken met betrekking tot milieu, maatschappij en goed bestuur worden bevorderd.

Duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (SGD's): dit is een referentiekader ter ondersteuning van duurzame ontwikkeling dat 17 prioriteiten omvat die in 2015 zijn opgesteld door de VN in het kader van de Agenda 2030 met als doel de welvaart te bevorderen en tegelijkertijd de planeet te beschermen.

Financiële producten verwijzen naar dit kader als deze aangeven een duurzame doelstelling na te streven of eraan bij te dragen, bijvoorbeeld de uitroeiing van armoede, de strijd tegen hoger, de gezondheid en het welzijn van bevolkingen en van werknemers, enzovoort.

Groene obligaties: schuldeffecten met als doel uitsluitend milieuvriendelijke projecten te financieren.

Sectorbeleid: beginselen en regels die zijn vastgelegd om beleggingen in en financiering van bepaalde sectoren (steenkool, wapens, enz.) uit te sluiten of te beperken.

Duurzaamheids- of ESG-risico's: een gebeurtenis of omstandigheid op ecologisch, sociaal of governancegebied die, indien deze zich voordoet, een werkelijk of mogelijk wezenlijk negatief effect op de waarde van de belegging kan veroorzaken.

Verordening tot integratie van duurzaamheidsfactoren in MiFID II: Gedelegeerde verordening (EU) 2021/1253 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 wat betreft de integratie van duurzaamheidsfactoren, -risico’s en -voorkeuren in bepaalde organisatorische vereisten en voorwaarden voor de bedrijfsvoering voor beleggingsondernemingen.

SFDR-verordening (Sustainable Finance Disclosure Regulation): Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector. Deze Europese verordening beoogt meer transparantie te geven inzake maatschappelijke en ecologische verantwoordelijkheid in de financiële sector, met name middels informatieverstrekking over de duurzaamheid van financiële producten.

Europese taxonomie: Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088. De Europese taxonomie is een classificatiesysteem dat is bedoeld om te bepalen welke economische activiteiten als ecologisch duurzaam kunnen worden beschouwd. De taxonomie schept een gemeenschappelijke taal voor bedrijven en beleggers. Economische activiteiten moeten aan bepaalde duurzaamheidscriteria voldoen om in het kader van de Taxonomie-verordening als duurzaam te worden beschouwd.


 

1Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector, hierna 'de SFDR-verordening'

2 Ons engagementbeleid is op de volgende website beschikbaar: www.banquedeluxembourg.bank

3MSCI is een door de Bank geselecteerde leverancier van financiële gegevens. ESG Manager is een module voor ESG-gegevens die de Bank gebruikt bij haar beheer- en adviesactiviteiten.

4www.coalexit.com

5(Uitgezonderd externe fondsen waarin we beleggen op grond van bepaalde mandaten).

6Met uitzondering van edelmetalen, alternatieve fondsen en ander activa waarvan de duurzaamheid moeilijk kan worden beoordeeld.

7 8Voor informatie over de methodologie van de ESG-ratings van MSCI www.msci.com

9Raadpleeg voor meer informatie over de methodologie van de ESG-ratings van fondsen www.msci.com

10De betrokken beheerder heeft echter de mogelijkheid om bij het MVB-comité een verzoek in te dienen waarin hij aangeeft waarom het bedrijf volgens hem in de portefeuille moet worden gehandhaafd. De bekrachtiging geschiedt per stemming bij gewone meerderheid. De beheerder heeft geen stemrecht.

11Gedelegeerde verordening (EU) 2021/1253 van de Commissie van 21 april 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 wat betreft de integratie van duurzaamheidsfactoren, -risico’s en -voorkeuren in bepaalde organisatorische vereisten en voorwaarden voor de bedrijfsvoering voor beleggingsondernemingen.