contact op te nemen met uw vertrouwde adviseur, bij voorkeur via telefoon of beveiligde e-mail, of vooraf een afspraak te maken voor een gesprek.
Zo gebruiken we momenteel zoveel mogelijk de telefoon en onze beveiligde digitale kanalen. Indien u een persoonlijk onderhoud met uw adviseur wenst, raden we u aan vooraf een afspraak te maken.
Vastgoed in Frankrijk: gevolgen van het nieuwe belastingverdrag tussen Luxemburg en Frankrijk
Woont u in het Groothertogdom Luxemburg en hebt u ook vastgoed in Frankrijk (tweede verblijf, opbrengsteigendommen, grond enz.)? Dan kunnen de invoering van de vermogensbelasting (sinds 1 januari 2018) en het nieuwe verdrag tussen Luxemburg en Frankrijk (dat vermoedelijk op 1 januari 2020 in werking treedt) een aantal gevolgen hebben voor u. Wij zetten ze op een rijtje.
Belastingheffing in het land waar het vastgoed zich bevindt
Hoewel Luxemburg het nieuwe verdrag met Frankrijk nog niet bekrachtigd heeft op het moment dat we dit schrijven (mei 2019), toch is de kans reëel dat het op 1 januari 2020 in werking treedt.
Volgens artikel 21 van dat verdrag zullen vermogens die zijn opgebouwd uit onroerende goederen belastbaar zijn in het land waar die goederen zich bevinden.
- Een fiscaal ingezetene van Luxemburg die onroerende goederen bezit in Frankrijk, wordt daarop dus in Frankrijk belast;
- De andere bestanddelen van het privévermogen worden daarentegen belast in het woonland van de eigenaar. Een effectenportefeuille van Franse effecten die wordt aangehouden door een Luxemburgse ingezetene zou dus belastbaar zijn in Luxemburg, waar natuurlijke personen geen vermogensbelasting meer betalen.
Belasting op participaties in vennootschappen, in het bijzonder Franse vastgoedvennootschappen
In het Frans-Luxemburgse verdrag wordt niet specifiek over aandelen van vennootschappen gesproken. Er zijn dus verschillende interpretaties mogelijk. Wij belichten hier de Franse vastgoedvennootschap of Société Civile Immobilière (SCI). Voor andere vennootschapsvormen (SA, SARL enz.) kan dezelfde redenering worden gevolgd.
- In een eerste interpretatie houdt in dat aandelen van een SCI als een roerend en niet als onroerend goed worden beschouwd. Dergelijke participaties zijn op zich namelijk geen gebouwen, aangezien enkel het deel van de onroerende goederen of rechten van de SCI wordt belast;
- Een tweede interpretatie gaat uit van het belastingstelsel van de vennootschap: fiscale transparantie1 (‘transparence fiscale’; een SCI en de leden ervan worden fiscaal gezien niet als afzonderlijke personen beschouwd) of fiscale quasi-transparantie ('translucidité fiscale'; gebruikt voor SCI's die niet onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting, maar ook niet voldoen aan de voorwaarden van fiscale transparantie). In het geval van een transparante vennootschap wordt naar het onroerend goed zelf gekeken en wordt de Luxemburgse ingezetene belast op de Franse onroerende goederen die via een SCI worden aangehouden. Bij de 'quasi-transparante' SCI’s wordt naar de aandelen gekeken en heeft Frankrijk dus niet het recht om belastingen te heffen;
- Ten slotte is er nog een laatste interpretatie mogelijk, waarbij de aandelen in een SCI voor fiscale doeleinden als onroerende goederen worden beschouwd (het deel van de waarde van het vastgoed van de SCI dat de aandelen vertegenwoordigen) en als dusdanig belastbaar zijn in het land waar die onroerende goederen zich bevinden. Een inwoner van Luxemburg zou in dat geval dus vermogensbelasting moeten betalen op het onroerend vermogen2 dat hij in Frankrijk aanhoudt via een SCI. Dat standpunt strookt met een voorbehoud dat Frankrijk had gemaakt in het OESO-modelverdrag 2017, dat de basis vormde voor dit nieuwe verdrag tussen Luxemburg en Frankrijk. Zo wilde Frankrijk aandelen in vennootschappen die overwegend onroerende goederen in portefeuille hebben namelijk niet als een ander bestanddeel van het privévermogen, maar als vastgoed beschouwen. Hoe ver dat voorbehoud exact reikt, is moeilijk te zeggen, aangezien het criterium 'overwegend onroerende goederen in portefeuille hebben' (meer dan 50% van de activa van de vennootschap bestaat uit onroerende goederen) niet relevant is voor de belasting op onroerende vermogens2. Voor die belasting wordt namelijk gekeken naar het procentuele aandeel van het vastgoed in het totale vermogen, ongeacht hoe groot dat is.
Gevolgen van deze nieuwe fiscale regels voor uw persoonlijke situatie
Hoe kunt u weten welk van deze drie interpretaties van het Frans-Luxemburgse verdrag in uw situatie zal gelden? Wij zien twee mogelijkheden:
- U vraagt de belastingadministratie om u schriftelijk te bevestigen op welke manier zij de regels voor uw persoonlijke situatie zal interpreteren. Het is niet ondenkbaar dat de administratie naar de derde interpretatie neigt;
- U vermijdt het probleem door gebruik te maken van het nationale recht van Frankrijk en uw onroerend nettovermogen in het land onder 1,3 miljoen euro te houden.
Dit artikel kwam tot stand met de medewerking van Anne-Lise Grandjean, gespecialiseerd in de Luxemburgse fiscaliteit, en Romain Biron, gespecialiseerd in de Franse fiscaliteit.
1 Artikel 1655 ter van het Franse belastingwetboek
2 De belasting op onroerende vermogens (IFI) is van toepassing op Franse ingezetenen met een onroerend nettovermogen van meer dan 1,3 miljoen euro en op niet-Franse ingezetenen met een onroerend nettovermogen van meer dan 1,3 miljoen euro in Frankrijk (onder voorbehoud van de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting).